Telling stories of Sign Language users in the Netherlands
There's an active deaf community in the Netherlands, but there seems to be a gap in communication between the hearing and the deaf. I've been interviewing various sign language users; deaf, heavily hearing impaired, family of deaf people and translators. I've heard, more than once, that deaf people are stuck in between two worlds. Not every hearing acquaintance can sign, but it can be exhausting to read lips, or just to feel excluded.
Last week there was an article in the newspapers (pictured on this page) which said that because of Irma Sluis, the translator in the press conferences around the Corona Virus in the Netherlands, the interpretator studies in Utrecht are expecting a rise in the applicants for next year. This tells me that there's definitely an interest in the Netherlands to learn Dutch sign language, which can lead to a smaller gap between deaf- and hearing society.
With my project I'm trying to interest hearing people in the emotional side of being hearing impaired, motivating them to learn this great language.
One of the steps towards a more inclusive society is acknowledging sign language in the Netherlands as an official language. At this moment, the Netherlands is one of the countries that hasn't done that yet - which I experience as strange because we would fit greatly in the list of countries which have recognised their own sign language: Belgium, Austria, Germany and Poland for example. Why would it help to acknowledge NGT (Nederlandse GebarenTaal)? As an example I'll take the attack in the tram in Utrecht in 2019; there was a lot of ambiguity around this event because there was no news offered in NGT. This can be quite scary: imagine being trapped in a foreign country where nobody is speaking your language, when suddenly there's panic everywhere. Not knowing what's happening around you is a terrifying experience. Luckily there are news-apps such as NOS or nu.nl or news broadcasters with subtitles, but there are also deaf people who don't understand written messages.
I think it could also benefit us if we would offer some sign language at regular schools, such as high school or elementary. If children get motivated at a young age to learn a new language such as NGT, there could be a new generation who 'speak' NGT. If you see the influence Irma Sluis has had on the Netherlands, an increase in interest, it can't do harm to offer an extra language.
During one of my interviews I spoke with a hearing girl, who didn't have any connection to the deaf community, but really liked signing. She was doing a digital course from her laptop where she learned a couple of new signs every day. I asked why she was so interested in NGT; she told me she's dyslexic and she had a hard time with written languages. She didn't have to read, she didn't have to write, just see and interpret. Isn't that great? It doesn't only help the hearing impaired, but also the people who don't prefer written languages!
Sign language skips the written part: it's a meaning in one of the most natural forms
Transcripts of interviews (dutch)
Henk Ellenkamp
Mijn achterneef, Henk Ellenkamp, is slechthorend geboren. Hij werkt al 43 jaar bij Timmerfabriek de Mors waar hij erg trots op is. Hij kon tot voor kort nog wel horen, maar nu nog maar 5%. Henk is hartpatiënt en zal met het coronavirus dus thuis moeten blijven, omdat hij hierdoor extra risico loopt. Zijn naamgebaar stamt ook af van het feit dat hij hartpatiënt is. Met dove mensen gebruikt hij graag NGT, maar met horende mensen lukt liplezen nog erg goed - omdat hij niet altijd doof is geweest. Henk heeft op een speciale school in Voorburg gezeten, waar er geen NGT gebruikt mocht worden. Dit was verboden in zijn schooljaren (jaren 60) - er moest geleerd worden om de stem te gebruiken door middel van logopedie. Buiten school om gebruikte hij wel gebarentaal met zijn vrienden. De vader van Henk was een voorstander van het gebruiken van gebarentaal - maar zijn moeder niet; ze schaamde zich, want mensen keken naar Henk alsof hij gestoord was. Het is belangrijk voor hem dat NGT erkend zal worden en zal blijven bestaan, bijvoorbeeld als hij een tolk nodig heeft voor werkbesprekingen of cursussen. Gelukkig heeft zijn omgeving veel begrip voor de situatie. Toen Henk voor het eerst zag dat er een tolk aanwezig was bij de persconferentie van Rutte, was hij erg blij. Hij denkt dat het niet lang meer duurt, en wanneer NGT eindelijk erkend wordt in Nederland, gaat Henk een feestje geven. Hij is erg trots op zijn taal. Henks favoriete gebaar is ‘huis’.
Janna van Rijn-Mooren
Janna is een oude kennis van me uit Venlo, ze studeert voor schrijftolk en tolk NGT. Janna heeft mij ooit mijn naamgebaar gegeven (de combinatie ‘Y’ en het gebaar voor ‘Kunst’) die ik nog steeds gebruik. Haar naamgebaar is de combinatie tussen de letter ‘J’ en het gebaar ‘alaaf’ van carnaval.
Janna is begonnen als onderwijsassistent, waar ze meer uit wilde halen. Daarom is ze een cursus voor ondersteunende gebaren gaan volgen. Ze ging uiteindelijk naar een open dag van de Hogeschool Utrecht, waar ze kwam voor de lerarenopleiding. Daar zag ze een tolk staan, waarop ze dacht ‘dat is het, dat wil ik gaan doen’.
Janna’s favoriete gebaar is het engelse gebaar voor ‘I Love You’. Als je het gebaar niet kent, dan ziet het eruit als een ‘rock-on’ handvorm - maar dat is het niet. Het leuke hieraan vind ze dat haar omgeving dit niet snel doorheeft, maar als ze dat doet naar haar man Justin, weet hij direct wat ze bedoelt; een soort lief geheimpje.
Volgens Janna is het erg belangrijk dat NGT snel erkend gaat worden. Ze vertelt: in de huidige situatie, met alle persconferenties rondom het coronavirus, is het zo belangrijk dat dit nieuws iedereen in Nederland bereikt. Bij de eerste persconferentie was geen tolk aanwezig, waardoor er woede was in de dovengemeenschap. Niet alle doven kunnen even goed (begrijpend) lezen of soms gaat bijvoorbeeld de ondertiteling te snel. Gelukkig leert Nederland snel van hun fouten waardoor er bij de tweede persconferentie meteen een tolk ingeschakeld werd. Nederland is op de goede weg; het lijkt er meer en meer op dat het erkend gaat worden, maar volgens Janna moet daar niet eens over getwijfeld worden, er moet gewoon meteen een tolk ingezet worden.
Ze vertelt gepassioneerd over het feit gebarentaal niet alleen bestaat uit handbewegingen. Er komt meer bij kijken; ook lichaamshouding, mimiek en mondbewegingen zijn een groot onderdeel van gebarentaal. Ze heeft een grote interesse in talen, en tijdens het gebruiken van NGT merkt ze dat ze veel bezig is met haar lichaamshouding. Maar ook daarbuiten merkt ze dat ze met gesproken taal haar handen veel gebruikt om zichzelf uit te drukken.
Een verhaal dat haar heeft geraakt is toen ze aan het tolken was in een klaslokaal waar een dove jongen in zat. Er werd achter hem iets gezegd, wat hij snel door kreeg. Hij draaide zich vol woede om omdat hij er van overtuigd was dat het over hem ging. Janna moest hem duidelijk maken dat er niks was gebeurd. Volgens Janna is dit typerend voor de dovengemeenschap, heel erg op hun hoede zijn en boos worden omdat je het niet begrijpt.
Wat Janna me nog op het hart drukt is dat als ik over de dovengemeenschap praat, ik in gedachten moet houden dat het ook echt een gemeenschap is. Niet de dovenwereld, maar de gemeenschap - want we leven allemaal op de wereld.
I posted this illustration with an open call for sign language users on facebook. I got a couple of reactions and I interviewed them to get to know their stories behind sign language.
Jacqueline Groot-van Dalen
De moeder van Jacqueline had rode hond toen Jacqueline geboren werd, dus ze is doofgeboren. Ze is opgegroeid zonder gebarentaal, dat was strikt verboden op haar school in Sint Michielsgestel; ze moest leren spreken. Er was angst dat als kinderen gingen gebaren, ze nooit zouden leren praten. Pas in haar 24e levensjaar kwam ze in de de dovensamenleving terecht, en er ging een wereld voor haar open. Jacqueline leerde gebaren via vrienden, waarna ze cursussen is gaan volgen om docent NGT te kunnen worden. Ze werkt inmiddels al 18 jaar als gebarendocente.
Ze is erg actief in de dovengemeenschap; ze gaat graag naar gebaren-café's, wereld-doven-dagen (waar ze ook vrijwilliger is) en bezoekt graag haar dove vrienden.
Voor Jacqueline is het erg belangrijk dat NGT snel erkend zal worden. Ze vind het een kwestie van gelijkheid; meer toegankelijkheid voor doven en slechthorenden - het is hun moedertaal.
Jacqueline is er trots op dat ze doof is, het is haar cultuur en ze vind NGT een mooie taal.
Sandra Boertien
Bij het interviewen van Sandra is er een gebarentolk bij, die mijn spraak naar gebaren omzet. Ze praat wel goed verstaanbaar terug, dus daar is geen tolk voor nodig. Sandra’s naamgebaar is een combinatie tussen het gebaar van ‘boer’ en het cijfer ‘tien’, vanwege haar achternaam. Sandra is 3,5 jaar slechthorend, waarvan 1 jaar zwaar slechthorend. Ze is horend opgegroeid en de Nederlandse taal altijd goed kunnen verstaan. Ze heeft altijd op regulier onderwijs gezeten, omdat ze dus pas sinds kort niet meer (goed) kan horen. Sandra heeft gebarentaal altijd leuk gevonden en ze heeft zelfs nog even gedacht om de tolkenopleiding te gaan doen, gelukkig heeft ze dat niet gedaan zegt ze. Toen ze wist dat ze slechthorend was heeft ze besloten dat ze bij het ‘Kentalis’ wilde gaan stagelopen. Sandra heeft een bijna fotografisch geheugen, ze onthoudt erg goed wat ze ziet. Hierom is ze ook in korte tijd goed geworden in het aflezen en gebruiken van NmG (=Nederlands met Gebaren). Alle gebaren die ze niet kent, zoekt ze op in het online woordenboek.
Hetgeen dat Sandra zo interessant vond aan NGT voordat ze slechthorend werd was dat het onderdeel is van de Nederlandse gesproken taal, maar ook dat het zo expressief is. Ze omschrijft zichzelf ook als vrij expressief, onder andere in mimiek. Ze kreeg het eerst te maken met gebarentaal op de basisschool, een van haar vrienden had een zusje wie ook doof was. Het was zo bijzonder dat iemand een eigen taal had voor haar, een soort geheim, maar dan wel onderdeel van de Nederlandse taal. Sandra vindt het jammer dat er niet meer horende mensen NGT kunnen. Ze geeft als voorbeeld dat als ze nu ergens heen gaat zonder tolk, het veel lastiger is om mee te komen. Ze moet zelf een tolk regelen, terwijl het ook goed zou kunnen zijn als er meer horenden NGT zouden kunnen - dan was die tolk niet zo nodig. Ze hoopt dat NGT erkend zal worden en verteld dat middelbare scholieren in de USA er voor kunnen kiezen om in plaats van een vak zoals Spaans, het vak American Sign Language te leren. In Nederland is dit op geen enkele school tot nu toe mogelijk volgens Sandra.
Ze geeft zelf wel eens gebaren workshops op de opleiding van Social Work op de HAN en ze merkt aan zowel docenten als studenten dat er een enorme interesse is om dit te kunnen leren en toe te passen in een gebied zoals werken in de gehandicaptenzorg en werken met mensen met taalstoornissen.
Sandra heeft soms het gevoel dat ze in twee werelden leeft. Ze heeft op doven/SH borrels een aantal vrienden leren kennen die ook op latere leeftijd slechthorend zijn, met wie ze dit gevoel kan delen. Toch is het lastig om tussen die werelden in te zitten, ze heeft ook lieve horende vrienden die tot op zekere hoogte rekening houden met haar, maar als ze bijvoorbeeld naar een feestje gaan dan haakt ze al snel af omdat ze ze niet meer kan verstaan. Als ze dan een tolk meeneemt heeft ze het gevoel dat ze bekeken wordt; ‘wow, dat is dat dove meisje’. Ze omschrijft normen en waarden verschillen tussen de twee werelden, het zijn echt verschillende culturen. Ze gebruikt het spreekwoord ‘tussen wal en schip in zitten’.
Bij een gebaren borrel vindt ze het prettig dat ze niet alleen spraak hoeft af te kunnen zien, aangezien dat zo’n gefocuste taak is dat je daar snel hoofdpijn van krijgt. Ook zijn hier schrijf- en gebarentolken bij, wat helpt.
Sandra heeft zich vaak genoeg hulpeloos gevoeld in de horende wereld, maar vooral nu ze veel thuis zit (ivm corona) gaan veel van haar lessen online. Het is wel prettig dat de tolken nu ook thuis zitten benoemd ze, dan zijn ze altijd bereikbaar. Het is niet fijn dat ze nu haar ouders bijvoorbeeld niet kan opzoeken, videobellen werkt niet goed en normaal bellen natuurlijk ook niet. Iets simpels als ‘onderonsjes’ is vrijwel onmogelijk om te hebben, zelfs met een tolk. Dit komt omdat er een stukje intonatie mist, of de tolk het misschien anders heeft geïnterpreteerd (te letterlijk) en het daarom niet goed overkomt. Iets simpels als ‘een snel belletje plegen’ zit er gewoon niet in.
Op de vraag hoe goed haar omgeving kan gebaren antwoord Sandra met dat haar vriendin een beetje kan gebaren, maar ze kent haar zo goed dat ze bijna kan voorspellen wat ze zegt. Haar familie kan niet gebaren. Verder kan ze in live communicatie goed meekomen door spraakafzien/liplezen.
Volgens Sandra zit er wel een klein voordeel aan de coronacrisis, NGT wordt steeds meer een hot-topic. Het wordt meer gewaardeerd en er is een groeiende groep aan mensen die geïnteresseerd zijn in de gebarentaal.
Links is Sandra en rechts is Siety (tolk)
Elise Mooren
Het nichtje van Janna, Elise is horend en ze leert NGT door middel van een cursus. Ze is nog niet vaardig genoeg om een eigen naamgebaar te hebben, zegt ze zelf. Ze had ooit een meeloopdag bij de Universiteit in Nijmegen, ze werd ingedeeld bij de opleiding ‘gebarentolk’ en ze zag er als een berg tegenop: ‘dat vind ik toch niks.’. Dat idee kwam mede omdat ze dyslectisch is en veel moeite heeft met taal. Toch werd er wel iets aangewakkerd, een interesse voor deze specifieke vorm van taal. Een lange tijd heeft Elise er niets mee gedaan, maar toen stuitte ze een tijd geleden op een cursus die elke week 10+ gebaren opstuurt en haar op die manier NGT leert. Ze is nu aan het afstuderen van de opleiding bestuurskunde, en ze geeft veel trainingen aan jongeren, dit heeft niet veel te maken met NGT dus ze is nog zoekende naar een manier waarop ze deze kennis zou kunnen integreren in haar vakgebied.
Haar nicht Janna is tolk (ook geïnterviewd) en van haar heeft ze de gebaren ‘landschildpad’ en ‘zeeschildpad’ geleerd. Hetgene wat ze hier interessant aan is, is dat als je deze woorden hoort, je wellicht niet direct op een gebaar zou komen die dit goed verbeeld. Maar toch, als je de gebaren ziet, dan is het direct duidelijk. Het feit dat haar nicht tolk is, heeft Elise nog verder gemotiveerd om NGT te leren.
Elise heeft geen spijt dat ze niet naar de tolkenopleiding is gegaan, ze is wel redelijk klaar met studeren zegt ze zelf. Ze zou het wel heel leuk vinden om de taal volledig te kunnen beheersen en het vervolgens dan ook toe te passen.
Nog meer leuke gebaren vind ze ‘paspoort’, ‘hond’, ‘slagroom’ (als onderdeel van ‘warme chocolademelk met slagroom’) en ‘stoplicht’. Wat ze zo mooi vind aan deze gebaren is dat ze zo iconisch zijn, de vorm van de hand legt uit wat het betekent.
Ze vindt het jammer dat ze nog nooit een doof persoon heeft ontmoet, en daar wacht ze al tijden op tot dit gebeurt.
Ze is visueel ingesteld merk ik: ze verteld dat wat ze zo mooi vind aan een gebaar is dat ze het ook meteen terugziet in het echt. Als iemand verteld ‘ik ga pannenkoeken met stroop eten’ dan ziet ze in die gebaren ook echt een potje met stroop voor zich.
Iets dat Elise mooi vind aan de dovengemeenschap is dat er een verbondenheid is. Waar horenden niet snel als gemeenschappelijke ‘interesse’ zien dat ze kunnen horen, voelen doven sneller een connectie omdat ze beiden slecht/niet kunnen horen. Elise vergelijkt het met op vakantie zijn op een camping in Frankrijk; normaal zou je misschien niet zo snel vrienden worden met de buren als je in Nederland was, maar omdat je beiden dezelfde taal spreekt is er zo’n specifieke connectie dat er sneller een vriendschap gesloten wordt. Ze vind het mooi om te zien dat er evenementen speciaal voor doven en slechthorenden worden georganiseerd, en dat deze zelfs open zijn voor publiek. Zelf vindt ze het lastig om daarheen te gaan, het is toch een drempel waar je overheen moet, en ze denkt niet dat ze vaardig genoeg is om zich daar verstaanbaar te maken. Dit heeft niks te maken met de mensen zegt ze, omdat ze het idee heeft dat het een hele open en warme community is.
Het mooiste aan deze taal vind ze mimiek. Dit lijkt een beetje op intonatie van een gesproken taal, in NGT bepaalt mimiek hoe een gebaar over komt; bijvoorbeeld negatief of positief. Er zijn veel componenten in de gebarentaal die het ene gebaar van het andere onderscheiden; mondbeweging, plaatsing, handbeweging en mimiek. Als een van deze dingen niet klopt, dan kan het zomaar zijn dat je ‘tafel’ gebaart in plaats van ‘bus’.
visuals
Iets dat geluid hoort te maken maar dat niet doet
versus
Iemand die geluid zou moeten horen maar dat niet doet
... maar het wordt er niet minder mooi van
Cas Wolters 01/05/2020
Cas heeft twee hoorapparaten en is zonder deze apparaten officieel doof. Hij is bekend geworden van het programma Heel Holland Bakt, waar hij publiekslieveling was in seizoen 2018-2019.
Hij zit tussen de horende en de dovenwereld in. In de horende wereld ‘moet’ hij kunnen functioneren en alles kunnen doen, maar in de dovenwereld zitten de meeste van zijn vrienden en voelt hij zich niet perse ‘minder’. Het gevoel van ‘minder’ zijn is wel aanwezig als dove tussen de horenden, het kost allemaal net iets meer moeite om elkaar te kunnen begrijpen. In het begin valt het volgens Cas wel mee, maar hoe dieper in het gesprek met een horende, hoe meer het gevoel van ‘laat maar’ komt. Een-op-een gesprekken komt Cas goed in mee, maar het moment in een groep en het moeten wisselen van aandacht, dan wordt het wel moeilijk om de focus te houden. Cas vertelt dat hij gesprekken wel kan volgen, maar het kost hem meer moeite en energie dan een horende om te peilen wie wat zegt. Het duurt even om te controleren waar het geluid vandaan komt, en wanneer hij dit door heeft is het al gezegd.
Cas omschrijft zijn tijd bij Heel Holland Bakt als een hectische tijd, een ware achtbaan. Het heeft veel positiefs gebracht; zo omschrijft hij dat, wanneer hij nu herkend wordt op straat, mensen iets duidelijker articuleren of iets langzamer praten. Volgens Cas is dit prettig, dat er rekening met hem gehouden wordt, omdat het gehoor niet direct een zichtbare beperking is. Mensen gaan meer moeite doen zodat Cas ze kan verstaan, zoals niet wegdraaien met het hoofd tijdens het spreken of boos zouden worden als Cas iets niet heeft gehoord of wanneer iemand iets tegen hem zegt en Cas het niet heeft gehoord, een buitenstaander diegene er op wijst dat dat komt omdat Cas doof is en hij hem even kan aantikken.
Het mooie aan NGT vind Cas een verbondenheid; het brengt doven bij elkaar. Het is ook een stukje cultuur. Het is een mooie manier van naar iemand luisteren. Met een klein gebaar kun je veel zeggen. Ook is de mimiek voor Cas erg bewonderenswaardig; gebaren als ‘mooi’ of ‘nee echt niet’ kun je niet duidelijk maken zonder emotie in het gezicht.
Het zou mooi zijn als we de kloof tussen de dovengemeenschap en de horenden in Nederland kunnen verkleinen.
Cas benoemd de tolk bij het nieuws, Irma Sluis, en verteld dat het hem opviel dat er een aantal negatieve reacties waren die volgens hem voort kwamen uit verwarring. Er waren nooit eerder echt tolken in beeld bij dergelijke persconferenties, dus dit was nieuw voor horenden in Nederland. De vragen ‘kan die tolk niet ergens anders gaan staan’ of ‘waarom zetten doven niet gewoon de ondertiteling aan’ werden volgens Cas op bijvoorbeeld social media gesteld in de opmerkingen onder video’s. “Je gaat toch ook niet tegen een blinde of een persoon met een bril zeggen: ‘kun je die bril niet even af doen’ of ‘je stok stoort me’.”
Tijdens Heel Holland Bakt viel het Cas en zijn tolk op dat er geen ‘bakkers-gebaren’ bestonden. Een officieel gebaar voor ‘vlaai’ of ‘schiften’ ontbrak uit het officiële NGT woordenboek van GebarenCentrum. Het gebaar voor ‘schiften’ is dan ook Cas’ favoriete gebaar. Het betekent de situatie die zich voordoet als je slagroom te lang hebt geklopt; dan gaat het schiften.
NGT wordt nu niet erkend in Nederland en dat vind Cas jammer. Een taal als Fries of Nederlands is wel officieel en dat kun je ook kiezen als keuzevak op bijvoorbeeld een middelbare school. Hij maakt hierin de vergelijking met de Verenigde Staten, daar kun je als vak ‘sign language’ kiezen. Volgens Cas is het ook een stukje erkenning richting de doven in Nederland, nu is het ‘geen echte taal’ en voelt het soms alsof ze maar wat doen.
Cas is eerst naar het speciale onderwijs voor doven en slechthorenden gegaan, maar maakte de overstap naar het reguliere onderwijs. De middelbare school was een hectische tijd voor hem, omdat mensen niet zo goed wisten hoe ze om moesten gaan met een doof kind. Ook gebeurde er veel op het gebied van hoorapparaten, welke dan getest gingen worden bij Cas. Cas studeert nu bij de PABO, en hij zou graag in het speciale onderwijs willen werken omdat de kinderen zich dan beter begrepen voelen bij iemand die zelf ook ‘beperkt’ is. Maar hij zou het ook mooi vinden om op een reguliere school te werken, dan kan hij kinderen leren hoe ze met een doof iemand om moeten gaan.
Cas is vrij actief in de dovengemeenschap, hij is co-founder van de stichting ‘Limburg Hoort Zo’. Deze heeft hij ook opgericht omdat er in Limburg weinig tot niks te doen was qua doven activiteiten. Binnenkort heeft hij bijvoorbeeld een pub-quiz georganiseerd met een tolk.
Volgens Cas mag NGT een stuk zichtbaarder gemaakt worden zodat het makkelijker wordt voor doven en horenden om onderling te kunnen communiceren als er geen tolk is. Hij doet zelf een voorstel om posters te gaan gebruiken in bijvoorbeeld een club of een omgeving met harde muziek, waar dan gebaren op zouden kunnen staan die gebruikt kunnen worden om zonder geluid te communiceren.
Robin Frings 25/03/2020
Robin werkt als woonbegeleider bij het doveninstituut Kentalis. Hij werkt veel met mensen die een taalstoornis hebben ontwikkeld of met autistische kinderen bijvoorbeeld, maar ook met mensen die een psychische stoornis zoals borderline of schizofrenie hebben. Robin is geboren met een oog dat een beetje kleiner was dan de ander, zijn naamgebaar laat dat dan ook zien. Het is een hand, met de palm naar voren, die een ‘flits’ beweging maakt. Het gebaar heeft hij gekregen van zijn ouders. Toen Robin anderhalf jaar was kreeg hij een hersenvliesontsteking waarna hij doof werd. Toen hij drie jaar was ging hij naar het speciaal onderwijs in Zoetermeer, maar toen hij twaalf werd maakte hij de overstap naar regulier onderwijs met een tolk in de klas. Hij vond het erg lastig om te accepteren dat hij anders was, de rest van zijn klasgenoten konden door middel van gesproken taal met elkaar communiceren en Robin was de enige die dit niet kon. Deze zelfacceptatie heeft 2 jaar geduurd, en hij zegt dat hij er nu helemaal geen last meer van heeft. Robin heeft vroeger op logopedie gezeten, daarom is zijn stem erg goed te verstaan. Daarnaast heeft hij een tijd lang een vriendin gehad die logopediste was, waar hij ook veel van heeft geleerd. Spraakafzien is ook geen probleem voor hem, hij vind het erg handig met communiceren. Robin is de eerste dove die ik heb gesproken met een CI (cochleair implantaat) en als hij deze afneemt, dan is hij 100% doof. Met CI ziet Robin zichzelf eerder als slechthorend. Het favoriete gebaar van Robin is officieel geen gebaar, maar wel een mooi idee. Ik zal het proberen te omschrijven: het geluid wat je bij de handbeweging maakt is ‘poeh’ en je schud je hand van je borst naar de ‘ontvanger van het gebaar’. Het betekent: ‘ga je gang, ik hoef het niet’. Robin geeft als voorbeeld dat als ik hem de laatste banaan zou willen geven, hij dit gebaar zou maken naar mij en daarmee duidelijk zou willen maken: ‘nee, toe maar, jij mag het hebben van mij’. Hij omschrijft het als krachtig en duidelijk, hij gebruikt het zelf erg vaak.
Als hij echt zou moeten kiezen uit de officiële nederlandse gebaren, dan zou het ‘zonsopgang’ zijn. Toch vindt hij het wel moeilijk kiezen, over het algemeen is het een hele mooie taal. Het mooie aan de taal is volgens hem dat het erg expressief is; mimiek is een van de belangrijkste bouwstenen. Als iemand boos is of blij, zie je dat aan de manier van gebaren. Ook is het zo mooi dat het non-verbaal is zegt hij, als je met iemand spreekt is er minder emotie te zien dan wanneer je met iemand aan het gebaren bent.
Hij verteld dat hij in 3 culturen leeft: de horende cultuur, de slechthorende cultuur en tot slot de dovencultuur. Hij vergelijkt dit met etnische culturen, ‘Spaanse cultuur, Aziatische cultuur en Afrikaanse cultuur’. “Stel je voor, je gaat naar China, als Nederlander, dan voel je je ook een buitenstaander. Zo is het ook voor volledig dove mensen om de horende cultuur in te stappen.”
Er zit wel een duidelijke scheiding tussen deze werelden voor Robin, als hij een horende vriend meeneemt naar een feest met zijn dove vrienden, zal hij zelf moeten fungeren als gebarentolk. Dit geldt ook voor dezelfde situatie als hij een dove vriend meeneemt naar een feest met zijn horende vrienden, het is altijd een gevoel van buitengesloten zijn als je je in een andere wereld begeeft. Ook is er een onderscheid in wat hij deelt met vrienden uit deze culturen, als hij problemen heeft met communicatie zou hij dit delen met dove vrienden - en problemen over bijvoorbeeld het verliezen van een vriend of het overlijden van een naaste zou hij delen met horende vrienden.
Robin vindt het belangrijk dat gebarentaal erkend gaat worden in Nederland. Dit omdat hij het belangrijk vind om het nieuws mee te krijgen, zoals nu met het coronavirus is het goed dat er een tolk bij staat. Maar tijdens de tram aanslag in ‘doven stad’ Utrecht in 2019 gingen volgens Robin gewoon, ondanks het advies om binnen te blijven, naar buiten. Dit omdat zij niet naar de radio kunnen luisteren, ze konden niet luisteren naar andere mensen over de situatie en op dat soort momenten missen doven erg veel informatie. Hij zet bij de erkenning wel een kanttekening: het is mooi als het erkend wordt, maar doven kunnen volgens Robin ook gewoon een krant erbij pakken of de ondertiteling aanzetten. Hier zegt hij wel bij dat het begrijpelijk is dat niet alle doven alle ondertitels kunnen volgen vanwege een laag niveau. Volgens Robin zijn er een stuk of 10.000 mensen in Nederland die ondertitels lastig vinden om te volgen, maar juist voor deze mensen is het belangrijk om urgent nieuws ook aan te bieden in NGT. Voor Robin zelf is het niet zo moeilijk, als hij ziet dat er geen tolk bij het nieuws staat drukt hij ‘888’ in, de teletekst.
Robin wil tot slot nog kwijt dat NGT geen ‘roddel-taal’ is. Volgens hem denken toeschouwers soms dat als twee doven met elkaar aan het gebaren zijn, er geroddeld wordt over degene die de taal niet kan verstaan.
inspiration
Henny
Het naamgebaar van Henny is met twee vingers naar beneden wijzend, en dan een beweging omhoog. Het heeft drie redenen; de eerste is omdat de ‘H’ in het handalfabet twee vingers heeft, de tweede is omdat het lijkt op het gebaar voor ‘voetbal’ waar Henny van houdt en de derde is omdat Henny lang is. Ze noemt het zelf een ‘3 in 1 naamgebaar’. Ze is doof geboren en haar ouders zijn ook doof, daarnaast heeft ze nog een dove dochter en een dove zus. De rest in haar familie is allemaal horend. Henny gebruikt haar stem om te communiceren met horenden, maar thuis en met vrienden gebruikt ze alleen gebaren.
Haar kinderen zijn tweetalig opgevoed, met spraak en gebarentaal. Dit is al vanaf de geboorte zo geweest, wat soms ook obstakels met zich meebracht - zoals uit moeten leggen dat ze niet naar spraak luistert, maar wel naar gebaren. Henny kiest haar eigen weg, zoals ze zegt, kinderen kunnen makkelijk schakelen en vandaar dat ze ze heeft gevraagd om met haar te gebaren. Henny heeft ook dove vrienden met horende kinderen, waar de communicatie soms minder soepel verloopt dan bij haar thuis - omdat deze kinderen zonder gebaren zijn opgevoed. Haar dove vrienden kent ze vanuit school en vanuit sport; voetbal. Daarnaast ziet ze haar vrienden regelmatig op dovenactiviteiten en wanneer ze op bezoek gaat, of bij verjaardagen.
Henny heeft nog nooit gedacht om een favoriet gebaar uit te kiezen, dit voelt voor haar ook een beetje gek omdat het haar moedertaal is. Horende mensen leren nieuwe gebaren en voor hen zal het makkelijker zijn om een favoriet gebaar te kiezen.
Het is logisch dat NGT erkend zou moeten worden volgens Henny, omdat het voor haar en voor andere dove mensen een hele toegankelijke taal is. Ze verteld dat het vaak voelt alsof horenden liever hebben dat doven zouden liplezen, maar een hele dag liplezen is erg vermoeiend omdat mensen vaak snel door elkaar praten. Gebarentaal moet erkend worden benadrukt Henny nogmaals.
Ze vertelt dat ze zich niet direct hulpeloos voelt in de horende wereld, maar je moet wel je best doen als dove om te liplezen, en daar heeft ze niet altijd zin in. Ook heeft ze het idee dat de moeite vanuit haar moet komen, en niet vanuit een horend persoon. Een-op-eencontact gaat goed, maar zodra het schakelt naar een groep wordt het erg vermoeiend. Henny’s wens is om alle horende kinderen op het reguliere onderwijs ook NGT aan te bieden. Waarom wel Frans aanbieden, maar geen gebarentaal? De doven wonen ook in Nederland, maar horende kinderen leren geen NGT - waarom dan wel een taal zoals Frans?
Op dit moment is er veel positieve NGT-promotie op televisie vanwege de persconferentie-tolk (Irma Sluis) maar toch heeft dit geen invloed op gezinsbegeleiders en CI-teams. Zij raden mensen met dove kinderen vaak aan om deze te leren spreken en een CI te nemen. Henny vertelt dat ze wordt ontslagen van haar werk omdat ze liever een horend persoon willen hebben, omdat ze het belangrijker vinden dat kinderen gesproken taal leren dan gebarentaal. Dit ervaart ze als discriminatie. Volgens Henny moeten ouders met dove kinderen hun best doen om NGT te leren, zodat de kinderen niet hoeven te leren ‘praten’. Ze vindt het jammer dat instellingen vaak afraden aan gezinnen om gebarentaal te leren. In het eerste levensjaar krijgen kinderen geen CI, en als ze dan ook geen gebarentaal krijgen dan is er geen toegankelijke communicatie mogelijk.
Jordi
Jordi is de zoon van Henny. Het gezin bestaat uit horende vader, dove moeder (zonder CI), dove dochter (met CI hoort zij 70%) en horende zoon (Jordi). Toen Jordi een jaar oud was kende hij al een paar gebaren, en na 1,5 jaar kon hij ‘wapperen’ met zijn ouders. Hij vindt het vergelijkbaar met zijn spraakniveau van toen wat hij toen ook al goed kon; zijn ouders brachten hem vroeger naar het kinderdagverblijf, waar de eigenaar van het verblijf erg verbaasd was over hoe goed Jordi kon spreken. Hij heeft toen hij geboren werd een naamgebaar gekregen welke visualiseerde dat hij als baby erg lange wimpers had; samenknijpende vingers ter hoogte van de ogen. Hij vertelt nooit last te hebben ondervonden van tweetalig opgevoed te zijn. Omdat zijn vader, opa en oma horend waren kreeg hij een vrij ‘gelijke portie’ mee van gebarentaal en gesproken taal. Jordi vertelt dat zijn docenten wel eens hebben gezegd dat het hen interessant lijkt om NGT aan te bieden op scholen, al lijkt het hem niet erg nuttig. Volgens Jordi is de standaard in Nederland gewoon horend, dus zijn de doven de afwijkenden - wat wil zeggen dat zij degene zijn die moeten leren liplezen en spreken. Hij legt wel uit dat het voor doven prettig zou zijn als horende Nederlanders zich een beetje aan kunnen passen. Hij vertelt ook dat zijn moeder, Henny, het lastig vindt om bijvoorbeeld naar verjaardagen te gaan van horende familie omdat het groepen zijn, en ze dan vaak om herhaling moet vragen. Een-op-eengesprekken gaan dan nog wel goed, maar grotere groepen zijn vermoeiend. Hij denkt dat het niet moeilijk is om te leren, met een uurtje per week gebarentaal kom je wel ergens legt hij uit. Het gaat grotendeels om woordkennis en mimiek.
Jordi vindt NGT een leuke en grappige taal, het uit meer emotie. Dit komt omdat mimiek zo’n belangrijke rol speelt in de gebarentaal. Boos zijn in NGT ziet er een stuk expressiever uit dan in gesproken taal.
Het zusje van Jordi hoort met CI maar voor 70%, en dat kan soms lastig zijn in groepen. Het apparaat zit aan haar rechteroor, dus van de linkerkant hoort ze niets. Als ze iets hoort moet ze aan de sterkte van het geluid aflezen waar het vandaan komt. Het is moeilijk als er meer mensen door elkaar spreken. Op de basisschool droeg de docent vaak een microfoontje bij zich dat gelinkt was aan haar gehoorapparaat, zodat ze dat wel alles volledig meekreeg. Op de middelbare school heeft ze een tolk, wie ze echt nodig heeft volgens Jordi.
Jordi staat vrij neutraal in de status van erkenning van Nederlandse Gebarentaal. Het is mooi als het erkend wordt zegt hij maar het is volgens hem niet echt nodig. Dankzij Irma Sluis wordt er nu wel veel meer aandacht geschonken aan NGT, en dat is erg mooi.
Soms moet Jordi tolken voor zijn dove familie, maar dat vind hij niet zo erg. Het is vooral in het buitenland dat het lastig kan zijn, omdat hij de enige in het gezin is die goed mee kan komen in bijvoorbeeld de Engelse taal. Voor hem is het vanzelfsprekend dat hij dan tolkt voor zijn familie.
"Since I mirror sound by watching the way people behave and respond to sound, I depend on their feedback. Sometimes I even worry too much about making too much sound (totally unnecessary!). In a way, I perceive sound as full of anxious anticipation: TBD — to be determined; TBC — to be continued; TBA — to be announced. Even though these staffs do not have notes, they mirror them by showing movements and smears."
-Christine Sun Kim
"Although people often associate silence with deafness, when I started employing sound in my art I saw how little I actually knew about silence. That’s when I realized that I could use musical symbols to communicate some of my sensory experiences. “P” is the musical symbol for “piano.” If you see it on a score, you play quietly. If you see two P’s, you play more quietly. The more P’s, the more quietness. But you could never get to the point of complete silence. Silence is an obscure sound." -Christine Sun Kim
Jan Rothuizen
Bliss
symbols
Bliss symbols were invented by Charles Bliss, and as well as sign languages they're very visual. This language has a history of helping children with for example automotor diseases to communicate, and sign languages do that now.
Sun Kim is a deaf artist who portrays deaf identity very well, which is why I think it's important to draw inspiration from her.
Jan Rothuizen has a very nice way of storytelling which draws the audience in by printing it on large formats and illustrating really something you can lose yourself in.
Bruno Munari
Italians speak with their hands as well with their voice, and Bruno perfectly captured that with these black-and-white photographs. Wouldn't it be great if the whole world spoke more with their hands?
Worlds' quietest room
In washington DC there's a room at MS HQ - where there's absolutely no sound from the outside and no echo at all. It's been said that if you stay in it long enough, you'll hear your bones grinding against each other and the sound of your heartbeat will become deafening.